In Europa wordt in 1618 voor het eerst melding gemaakt van het principe van de doorslaande tong in een werk van Michael Praetorius.
Het is 1821 als Friedrich Buschmann uit Friedrichsroda in Thüringen op het idee komt meerdere doorslaande tongen van metaal zo op een klankhout te bevestigen, dat men deze met de mond kon aanblazen om het te kunnen gebruiken als stemapparaat. De eerste mondharmonica was geboren. In 1822 bracht hij enkele verbeteringen aan, hij voorzag het geheel van een leren blaasbalg en van dubbeltongen waarvan de een op zuig- en de andere op druklucht reageerde, en voorzag de ventielen van speeltoetsen, hij noemde het apparaat Handäoline.
In 1829
leidden al die probeersels uiteindelijk tot de ontwikkeling van het
diatonische accordeon. Op 23 mei van dit jaar vroegen twee
uitvinders toevallig tegelijkertijd octrooi aan: Cyrillis
Demian (Wenen) voor zijn accordion en Charles Wheatstone voor zijn
(nog mondgeblazen) symphonium, dat jaren later tot de eerste
eigenlijke concertina zou leiden. Demian had zijn uitvinding
"accordion" genoemd omdat zijn instrument vier tonen
tegelijkertijd met de melodietonen ten gehore bracht. Het is niet
bekend of Demian op de hoogte was van de experimenten van
Buschmann.
Dat allereerste accordion van Demian is jammer
genoeg niet bewaard gebleven. Het diatonische accordeon
werd ontwikkeld van een instrument met 5
toetsen die elk 2 verschillende accoorden konden produceren, tot een
instrument met 2 rijen toetsen en enkele tonen die bij het induwen en
uittrekken van de balg een verschillende toon vormen. De vibrerende
delen waren dunne metaalplaatjes die in een kader doorslaand konden
vibreren. Het geheel had een toonomvang van 5 tonen c t/m e.
Kort na
dit eerste accordion bouwde Damian grotere modellen met zes toetsen,
daarvan zijn er wel bewaard gebleven in het technische Museum van
Wenen. Iedere toets gaf 2 verschillende tonen, één bij
het uit trekken en één bij het induwen van de balg.
Daardoor had een accordion met 5 kleppen een toonomvang van 10 tonen.
Bij elke van deze tonen hoorde een akkoord als begeleiding.
In
1831 bouwde Demian het eerste complete accordion, dat in een rij de
tonen van de betreffende toonladder omvatte en in de tweede rij de
onbrekende tussentonen.In
1834 liep Demian zijn patent af, waarna de productie van accordeons
zich in Europa snel uitbreidde. Een van deze eerste modellen van
Demian vond zijn weg naar Italie, waar in 1863 Paolo Soprani een exacte
kopie van het origineel nabouwde.
Dit was het begin van de Italiaanse accordeon industrie rond
Castelfidardo.
Rond 1850 krijgt de linkerkant de eerste 2
toetsen:
1 voor de grondbas en 1 voor het bijbehorende
accoord.
Rond 1880 breekt het instrument pas echt door met
name door de productie vanuit Duitsland, die het instrument verder
ontwikkelden van 1-rijer tot 2 1/2 en 3-rijers met 4 tot 10 bassen.
Prijs-technisch gezien waren deze instrumenten zeer concurrerend en
dat heeft er toe geleid dat aanschaf binnen bereik kwam van vele
mensen.
In Nederland is de accordeon waarschijnlijk via de
Duitse Grens binnengekomen. Nederland heeft een aantal grote
accordeon artiesten voortgebracht. Om een aantal bekende namen te
noemen:
Jan Klein-Hesseling
Arie Maasland
Harry Mooten
John Woodhouse
Klik hier om naar de vorige pagina te gaan